Zo simpel, de eenvoud van het leven

Zo simpel, de eenvoud van het leven

Zo simpel, Leven is zo simpel, zo dichtbij, dat mijn complexe denken het onmogelijk kon geloven. Dus las ik heilige geschriften, studeerde ingewikkelde technieken, zocht stilte in meditatie en focus in gebed. Tot op een dag alles verdween wat ik liefhad, en daarmee mijn geloof in wat dan in elkaar stortte. Geen gebed klonk meer heilig, geen leraar nog wijs.

Het enige dat overbleef was ik die viel, en de uitnodiging van het leven toch te vertrouwen. Zonder reden, zonder kennis, zelfs zonder enige vorm van waarheid, was er de uitnodiging te vertrouwen. Met niets te verliezen, moegestreden bleef ik eindelijk zitten, stopte met rennen. 

En daar besefte ik mijn ware religie, de religie van het ik. Alles wat ik geloof, zag, hoorde, leefde, was gebaseerd op het rotsvaste geloof in ‘ik‘ als een vaststaand, onveranderbaar feit. Ik als centrum van het universum, ik die de wereld in kijkt, die denkt, voelt, begrijpt.

Maar ‘ik’ beweegt, verandert. Ik is verzonnen, een leven lang. Als kind verzon ik een ik die paste op school, bij mijn ouders en vrienden. Steeds opnieuw verzon ik die ik. De muzikant ik, de vader ik, de spirituele ik, de depressieve ik.

Zo sneuvelde mijn religie. Dat ‘ik’ is net zoveel buiten Mij als het huis waarin ik zit, de persoon tegenover me, de zon die op me schijnt. Voordat ‘ik’ is er stilte, is het oneindig, is alles mogelijk, zelfs elke vorm van ik. Voordat het een naam heeft, ‘is er’, voordat het zichzelf herkent, is er. Elk moment borrelt vanuit het alles. Dit moment heeft elke mogelijkheid in zich, laat zichzelf nu even zien als dit, dit wat hier is, nu. Als een vulkaan waar lava en vuur uit explodeert, als de zee waar steeds nieuwe golven ontstaan, als de piano waar elk lied op gespeeld kan worden. 

In die eenvoud is het leven oneindig. Mag alles er zijn, elk verlangen, elke twijfel, elk ik. Niet te geloven voor mijn complexe denken, zo simpel.